|
||||||||
|
Ik weet momenteel niet zo goed op welke planeet ik de voorbije decennia heb rondgelopen, maar ik heb er geen moeite mee te bekennen dat de namen van deze muzikanten mij volkomen onbekend waren. Evenmin vind ik het erg om toe te geven dat ik daar bijzonder veel spijt van heb, nu ik de voorbije weken tientallen keren naar deze Unifony III heb geluisterd. Zoals die titel suggereert, zijn er al twee ouderen Unifony’s geweest en ik weet dus weer waar ik naar op zoek moet. Ik zeg wel degelijk “moet”, want dit derde volume is dermate mooi, dat ik me niet kan voorstellen dat de voorgangers dat niet zouden zijn. Het concept lijkt simpel: Eggersman en Borger nodigen bevriende muzikanten uit om, wars van alle conventies en regels, op zoek te gaan naar de essentie en de puurheid van het samen musiceren. Geen idee wie precies welk instrument bespeelt, maar alles valt perfect op zijn plaats. Deze keer zijn die gasten de onnavolgbare Moya Brennan -de harpiste en vooral de stem van het Ierse Clannad- en de Noorse trompettist Nils Petter Molvaer. Brennan zingt, maar gebruikt geen woorden en Molvaer speelt in zijn typische stijl: zijn trompetklanken lijken vanuit een andere dimensie te komen, maar ze zijn danig herkenbaar en ze komen steevast vanuit de driehoek jazz / ambient / elektro. Met die verzameling aan talent een studio in te mogen gaan, is de droom van menige muzikant, durf ik te denken en de passage van Brennan in de Klankzicht studio moet, te oordelen naar wat ik op de plaat hoor, redelijk bijzonder geweest zijn. In nauwelijks drie dagen was de klus geklaard, ook al hadden de muzikanten elkaar voordien hooguit één keer ontmoet. De Covid-pandemie gooide wat roet in het eten, maar dat vormde niet echt een bezwaar voor het supertalent dat Nils Petter Holvaer is: hij speelde zijn bijdragen gewoon in Noorwegen in en voegde van daaruit zijn zin voor nuance en harmonie toe en daarmee konden Eggersman en Borger dus verder aan de slag. Het resultaat is een ronduit fantastische (bijna)-instrumentale plaat met tien muzikale sketches, waarin met de nodige weemoed en dito respect teruggedacht wordt aan de manier waarop in de jaren ’80 van vorige eeuw kon gewerkt worden: de studio’s waren top, maar de constante druk die er vandaag is, was er toen nog niet. Gevolg was dat de creativiteit ongestoord haar weg kon zoeken en dat muzikanten net zo vaak konden proberen als nodig was, zonder het risico te lopen op een financiële kater. Klankzicht blijkt zo’n studio te zijn en dat had duidelijk zijn invloed op de bijdragen van Brennan, die haar stem vrijelijk kon laten gaan in dit voor haar toch wel lichtjes ongebruikelijke hoekje van de jazz. Op het gevaar af, dat ik mezelf een beetje herhaal, vat ik nog even samen: dit is een ronduit fantastische plaat, die een mens laat hopen dat het uiteindelijk toch nog goed komt met onze doldraaiende wereld! Absolute must voor mensen met oren aan hun hoofd ! (Dani Heyvaert) |